Gisteren kwam ik op doorreis langs Schiphol. Ruim in de tijd zittend kon ik het mezelf permitteren de luchthaven niet links te laten liggen. Een aantal 747’s, een enkele 767, A 330, Fokker 100 en hele zwermen A320’s en 737’s streken neer. En toen ineens zag ik hem aankomen, die markante verschijning met het al even markante geluid van de purboprop. Jarenlang was het gewoon hem te zien komen en gaan, nu ineens was het speciaal. Een keurige landing. Een eitje. Wat zou er door die jongens (of meiden?) heen zijn gegaan terwijl zij die kist voor het laatst in hun carrière aan de grond zetten? Ik keek de Fokker 50 uit de KLM-vloot na, helemaal na. Zoals een moeder een KDC-10 nakijkt die op weg is naar een ver land waar het oorlog is, haar jongen aan boord en het besef dat ze hem wellicht nooit weer zou zien. Kleiner en kleiner werd het toestel om, na een bocht te hebben genomen, definitief uit mijn gezichtsveld weg te taxiën.
Het zien van deze KLM-telg gaf me een soortgelijk gevoel als die eerste keer dat de Afsluitdijk heen en weer had geskeelerd en de Stevinsluizen bereikte toen het donker al was gevallen, het gevoel van: I’ve got it!
Vandaag ben ik om persoonlijke reden niet in staat getuige te zijn van de allerlaatste vliegbewegingen van de KLM-Fokker-50 op en rond Schiphol. Ik weet dat een van onze Airworkers aan boord is. Happy flight!
Ach, vroegah… vroegah vloog de kist drie maal daags van Eindhoven naar Amsterdam. ’s Ochtends vroeg als ik hem over hoorde vliegen was het voor mij tijd om op te staan.
Evert Niemeijer vertelt er leuk over in het Noordhollands Dagblad van 25/03 jl. Dikwijls bevond hij zich aan boord. “Dit was de enige manier om fatsoenlijk op Schihol te komen”, schrijft hij. “De auto is geen alternatief vanuit Brabant, deze kost ’s morgens zeker tweeënhalf uur. De trein is een half alternatief: je komt wel midden op Schiphol aan maar moet toch eerst met de auto naar hartje Eindhoven of Den Bosch rijden en daar je auto weer kwijt zien te raken.” Hij deelt de verbazing dat de heenreis veertig minuten duurde en terwijl de terugreis slechts twintig minuten kostte. Roemt het wonder dat de KLM-stewardessen er tijdens zo’n kortstondig vluchtje toch in slaagden een koekje en een bakje water te serveren. Ook staan de vluchten met de F-50 in zijn herinnering gegrift naar London Heathrow, waar vlak naast de Concorde van British Airways werd geparkeerd. Allemaal vervlogen tijden.
Voor wie nog even van deze blije kist wil genieten attendeert hij op Skyways met in Zweden een uitgebreid binnenlands netwerk en, dichter bij huis, op Air France dochter Cityjet met enkele Europese bestemmingen vanaf Eindhoven, Rotterdam en Schiphol.
In het paginagrote artikel dat het Noordhollands Dagblad aan het laatste propellertoestel uit de vloot van de KLM besteedt, ook aandacht voor de knusheid van dit kleine brommertje. Het wordt belicht door Nicole den Broeder die sinds 1993 in dienst is van KLM(cityhopper). Met pijn in haar hart had ze op 13/03 jl. voor het laatst dienst in wat ze, helemaal eigen, ‘onze Fokker 50’ noemt. “Alhoewel voor de passagiers niet altijd even comfortabel en gedateerd, is het voor ons als cabinepersoneel nog steeds een feestje om de ‘50’ te vliegen!”, vertelt ze. “De kist heeft een speciaal ‘huiskamereffect’ wat niet zelden leidde tot zeer gezellige avondvluchten, met passagiers die makkelijk met elkaar aan de praat raakten.”
“Fokker laat je nooit meer los”, stelt Cees Mechielsen, destijds Manager Contracts bij de Nederlandse trots. “Het bijzondere aan de Fokker 50 is misschien nog wel het meest dat het een rechtstreeks derivaat is van de Fokker 27 Friendship”, verhaalt hij. Hij belicht diverse wijzigingen die het toestel geschikt moesten maken voor de toekomst. De Pratt & Whitney PW125-motoren die het toestel een hogere kruissnelheid gaven met een gunstiger brandstofverbruik. Zesbladige kunststofpropellers in plaats van vierbladige metalen. EFIS in de cockpit. Enzovoort, enzovoort.
Frans van den Berg, correspondent van de krant, doet er kond van dat je met de ‘50’ ineens in het zonnetje kwam te zitten omdat ermee boven de wolken gevlogen kon worden. Hij schrijft er direct achteraan dat je bij turbulentie wel een sterke maag moest hebben. “In de praktijk vliegt de F 50 binnen Europa maar op zes kilometer hoogte en zit dus toch regelmatig in de wolken, met alle schommelingen van dien. (…) Het propellertoestel stond voor het ‘echte’ vliegen, ofwel je voelt elke hobbel in de lucht. Maar dat komt vooral omdat het toestel lichter en kleiner is dan een modern straalvliegtuig.”
Ook aandacht voor de uitermate prettige en simpele bediening. Instructeur C. Peeperkorn krijgt het woord: “Het ontwerp van Fokker blijft uniek. Andere propellertoestellen hebben in de cockpit twee hendels voor het toerental en het vermogen. Maar Fokker had er altijd één. Vandaar dat in de Fokker 50 een drukknoppenpaneel is gemaakt voor het regelen van het toerental.”
Terwijl KLM F 50-vliegers omgeschoold worden voor andere vliegtuigen blijft er toch genoeg werk voor de vier simulatoren waarvan er twee in Hoofddorp staan. Maatschappijen die de oude F 50’s kopen moeten immers hun piloten op cursus sturen, voor bijvoorbeeld CAE.
De ode aan de ‘50’ wordt gecompleteerd met foto’s. Alleen al daarom is het voor de liefhebbers de moeite waard alsnog te proberen een exemplaar van deze krant te pakken te krijgen. Een van de geplaatste foto’s is makkelijk terug te vinden op het internet. Even googelen op Leentje Linders, een kunstenares met hart voor luchtvaart. Op haar site onder meer die ene ets van een Fokker 50 met het brevet van Anthony Fokker op de achtergrond.
So long, KLM Fokker 50