Het was een donkere en stormachtige nacht.
Zoals die alleen plachten voor te komen in de Noord Franse laagvlakte waar wind en regen ongehinderd “le Plat Pays” konden teisteren.
Het was daar waar onze held zichzelf terugvond na een gelukte noodlanding , dat wil zeggen, de Sopwitch Camel tweedekker was een totaal verlies, waar hij zich met wilde motoriek uit de overblijfselen wist los te maken onderwijl de brokstukken van zich afschuddend.
Hij lag plat op zijn buik, probeerde zich met de tijgersluipgang voort te bewegen richting het eerste licht van de opkomende maan en relaliseerde zich waaar hij was. Behind enemy lines.
Het was 16 November 1916 en morgen zou hij zijn verjaardag vieren in de mess van het 278 squadron van het Royal Flying Corps. Al zijn vriendinnen en minnaressen , er was een verschil, hadden toegezegd hem te komen zoenen, op zijn minst.
Maar hier lag hij nu, met dank aan zijn antagonist, The Red Baron.
‘Damn you”, zuchte hij zachtjes voor zich uit. De maan steeg verder op, in het Oosten.
Koud , nat en miserabel richte hij zich half op om naar voren te turen waar wellicht het prikkeldraad van de trenches te zien zou zijn. Maar niets, alleen glooiend gemaaide korenvelden en een kerktoren in de verte.
Een manifeste eenzaamheid en droefenis overviel hem. Het was donker. Zelfbeklag, en verwijten aan zichzelf en aan iedereen die hij kende vochten om voorrang in zijn gemoedstoestand.
Ergens links van hem blafte een hond. En waar honden blaffen zijn meestal ook mensen aanwezig, dus, tijgerde onze held naar het waargenomen geluid en naderbij gekomen wist hij in de donkerte van de avond een soort boerderij met schuur te ontdekken.
Plotseling ging daar een deur open en een geelachtig warm licht kwam naar buiten gedanst, op de maat van pianomuziek , Chopin, vergezeld van lachende stemmen en gerinkel van glazen.
De deur smakte weer dicht en onze held kon niet anders dan zich in gebukte houding naar een raam met wapperend gordijn haasten om naar binnen te kunnen gluren. Mischien waren er wel vriendelijke lieden in huis.?
Bij het raam aangekomen wurmde hij zich met verkleumde ledematen omhoog om binnen te kijken.
War hij toen zag trof hem als een bliksemflits.
Aan de piano zat… en eromheen stonden… en…. en… en.., allemaal met glazen of flessen aan de mond, niet gehinderd naar het scheen omtrent de harde werkelijkheid buiten het raam.
Wat onze held geraakt had was dat hij alle gezichten herkende. Hij voelde zich nu wel erg alleen en eenzaam.
Met de rug tegen de muur liet hij zich zachtjes naar beneden glijden, terwijl dat nare gevoel bij hem opkwam, “am losing my touch” . En, alsof de duvel er mee speelde, was dat ook nog de muziek die op dat moment de pianist op toetsen wist in te kloppen. ‘Loosing my touch, get me out of here”.
Waar, waar had hij dat ook alweer eerder gehoord.
Het drong langzaam tot hem door. Er klopte hier iets niet. Hij hing niet onderuitgezakt tegen een boerderijschuur en die hondeblaf kwam hem ook al bekend voor.
Nog eenmaal hees hij zich met laatste krachten op om via het raam naar binnen te kijken en toen zag hij wat eigenlijk niet waar kon zijn.
De vragen.
1. Als het geen boerderijschuur was, wat was het dan wel.
2. Wie speelde de piano.
3. Wie stonden om de piano heen te drinken en te lachen.
4. Wie was de zanger componist van” loosing my touch”
Note.
Kijk, dit sort Art'se kronkels krijg je nu als het topic aan fatique gaat leiden.
Cheers
Art