Papa Hotel
New member
Overigens heeft de staatssecretaris vorige maand, 22 november 2013, een nota gepubliceerd n.a.v. het eerder door cheeta genoemde verslag. Vanaf pagina 22 gaat Weekers dan in op onze situatie. De volgende twee alinea's zijn interessant:
en
We wachten het af.
De leden van de fracties van de PvdA, het CDA en D66 vragen of ik kan ingaan op de mogelijke inkomensachteruitgang van met name piloten. Specifiek vragen de leden van de fractie van de PvdA of ik mij herken in de cijfers waarbij werknemers van luchtvaartmaatschappijen tussen de 8% en 28% in inkomen terugvallen. Zoals eerder toegelicht, leek het een goede keuze om belastingheffing voor onder meer verkeersvliegers in de woonstaat te laten plaatsvinden, omdat voor Nederlandse verkeersvliegers die werken voor een Duitse luchtvaartonderneming, Nederland dan rekening kan houden met hun persoonlijke en gezinssituatie. Opgemerkt kan overigens nog worden dat ook het met het Verenigd Koninkrijk gesloten belastingverdrag (2008) een overeenkomstige bepaling bevat. Evenwel is nu gebleken dat het uitgangspunt van een uitsluitende woonstaatheffing voor een groep verkeersvliegers die in Nederland wonen en voor een Duitse luchtvaartonderneming werken nadelige fiscale gevolgen heeft. Er zou een koopkrachtverlaging kunnen optreden van ongeveer 10 tot 25%, afhankelijk van de hoogte van het salaris en persoonlijke omstandigheden. Voor deze inkomensachteruitgang bestaan twee oorzaken. Doordat premieheffing en belastingheffing niet in hetzelfde land plaatsvinden, ondervindt juist deze groep een nadeel. Verder blijkt Duitsland tamelijk ruime belastingvrijstellingen voor dergelijk personeel te geven, die zij kwijtraken op het moment dat Nederland het heffingsrecht verkrijgt. De inkomenseffecten blijken groter te zijn dan tijdens de onderhandelingen door beide delegaties werd gedacht. Hoewel ook met de sector in algemene zin (naar aanleiding van artikel 8 en artikel 15, derde lid, van het OESO-modelverdrag) in de loop der jaren wel contact is geweest over een gewenste regeling, is er nooit een sterk signaal naar voren gekomen dat als gevolg van bovengenoemde twee oorzaken het koopkrachteffect zo aanzienlijk zou zijn. De praktijk leert inmiddels dus anders. Van de scheepvaartsector verneem ik dergelijke signalen vooralsnog niet. Overigens lijkt bij stewardessen etc. het beschreven effect zich minder voor te doen. Dat beperkt de groep die wezenlijke effecten zou kunnen gaan ervaren tot een aantal dat vermoedelijk tussen de honderd en twee honderd mensen ligt.
en
Op de vraag van de leden van de fracties van de PvdA, het CDA en van D66 in hoeverre het wenselijk is om deze achteruitgang te compenseren, kan ik zeggen dat ik in contact ben getreden met Duitsland. Inmiddels is een protocol waarin wordt uitgegaan van een uitsluitend heffingsrecht voor het land waarin de werkelijke leiding van de lucht- of scheepvaartonderneming zich bevindt, onderwerp van gesprek. Ik houd u daaromtrent op de hoogte.
We wachten het af.